bron: Stad van hout
transcriptie: Daniël

Folklore

De kans is groot dat u dit stukje niet ongestoord gaat lezen. Na het invallen van de duisternis zal onophoudelijk de bel gaan. U dient opgewekt te blijven kijken en aandachtig te luisteren naar het gezang dat losbarst zodra u de deur opent, al wordt het sneller afgeraffeld dan het Latijn van een ouderwetse pastoor. Zoals het bij liturgische teksten betaamt, is de inhoud onsamenhangend. In Haarlem en omstreken meestal aldus: 'Semaajte, Semaajte, koeje hebbe staajte, meisjes hebbe rokjes an, dakom Sintemaajte an!' Amen. Waarna de celebranten elkaar bijna vertrappen om uw bijdrage te incasseren. Wat zegt u? U hebt helemaal vergeten dat het Sint Maarten was? Jammer, dan bent u een kikkerbil die niets geven wil. In ieder geval kunt u vanavond genieten van de oudste en primitiefste melodie die er zo ongeveer bestaat, een dalende kleine terts; zo roepen moeders al sinds de steentijd dat het eten klaar is. De Damiaatjes doen hetzelfde. De jeugdige lantaarndragers hebben er geen weet van, maar eigenlijk stellen ze de zielen van doden voor, die op deze donkere avond terugkeren en verzoend moeten worden. In de Verenigde Staten gebeurt het nog op de oorspronkelijke datum, 31 oktober. De vooravond van Allerheiligen: All Hallows Eve, verbasterd tot Halloween.
     Verleden jaar was ik op het magische uur alleen thuis. Ik had geen verantwoorde flauwekul in huis gehaald zoals nootjes of mandarijntjes, maar gewoon een zak met gebitsverwoestende spekkies en dergelijke. Toen ik voor de eerste keer de deur opende, bleek het een echte gure novemberavond te zijn, met koortsverwekkende waterkou. Ik griste een oude regenjas van de kapstok en hield hem bij gebrek aan knopen maar goed dicht.
     Maar in het duister klonk gehuil en geen gezang. Er stond geen lampionnetje in de fik, want dat werkt tegenwoordig ook al op een batterijtje. Wel drongen er twee veel te grote jongens naar voren, die hun hand ophielden en met een begin van baard in de keel versnaperingen eisten. 'Hun hebbe alles afgepakt!' riep een klein stemmetje op de achtergrond. Ik stapte de deur uit en riep dat ze op moesten donderen. Zodra de jas openviel drong de kille grafmist meteen door hemd en ribben. Ik boog mij troostend over het slachtoffer van deze vuige misdaad. Op dat moment hoorde ik achter mij de onverbiddelijke klik waarmee de voordeur dichtviel. Mijn sleutels lagen natuurlijk binnen. Er verscheen een nieuw groepje lampionnetjes met een pinnig meisje voorop, dat bij mij aanbelde. 'D'r is niemand thuis,' zei ik klappertandend.
     'Huh, d'r brandt toch licht!' riep het kind. Op de achtergrond bewogen zich een paar verontruste ouders. Wat moest die ouwe baardman met die verdachte dichtgeslagen regenjas daar bij hun kindjes? 'Evelien! We gaan verder!' riep de moeder. Ik vluchtte langs het achterommetje. Wanhopig tuurde ik door de ramen mijn eigen warme huis binnen, al mijn dievenklauwen en cylindersloten vervloekend. En de kans dat een toevallig passerende Romeinse cavalerie-officier mij de helft van zijn mantel zou afstaan, leek me te verwaarlozen. Overal zweefden ijle kinderstemmetjes als dwaallichtjes in de nevel en het verre gerinkel van mijn huisbel werd afgewisseld met de mededeling dat hier een kikkerbil woonde. Toen mijn vrouw eindelijk thuiskwam en ik niezend en klappertandend tegen de radiator kroop, vond ik in mijn broekzak de sleutels.


Inhoud op internet gezet met toestemming van Lennaert Nijgh.
De copyrights blijven onverkort geldig.
Transcripties kunnen overname-fouten bevatten. Correcties zijn welkom.




Gegenereerd door DVEGEN 3.2 op 2004-10-09
email