In Haarlem geboren worden betekende niet dat ik met het stratenplan in mijn hoofd ter wereld kwam. De wereld kreeg langzaam vorm vanuit de beslotenheid van ons huis. Dat stond in Heemstede, maar Heemstede hield op aan het einde van de laan. Daar begon de open ruimte van de weilanden, met in de verte de verwilderde tuin van Het Huis met de Beelden, waar de toren van de Bavo nog net bovenuit kwam kijken. Met nog verder de tribune van HFC en het torentje van de kapel Vredenburg. Een lieve half-landelijke omgeving. Tegenover ons huis was het landje waar het paard van de melkboer graasde en af en toe fietste de oude boer Jansen door de straat, op klompen en met een riek over zijn schouder. Een wereld die vrijwel naadloos aansloot bij die van het leesplankje op school, bij Teun, Vuur en Gijs.
Mijn moeder nam me af en toe mee naar de stad als ze ging
winkelen. Waarom eigenlijk? Ze verkeerde in de
luxe-omstandigheid haar eigen moeder in huis te hebben, dus
anders dan de meeste moeders kon ze makkelijk alleen weg.
'Voor de gezelligheid,' zegt ze zelf.
Ik vond het niet altijd leuk, geloof ik. Ik werd gauw ziek in
de bus, die oude groene puffende stinkbus, die van de
Zandvoorter Allee over de Leidsevaart naar de Tempeliersstraat
reed. Langs het Paleis van de Mifi's. Zo noemde ik de nieuwe
Bavo. Ik mocht dan wel in een katholieke omgeving geboren
zijn, met de uitbundige bouwstijl van de kathedrale basiliek
ging ik op mijn manier aan de gang. In haar bureau koesterde
mijn moeder een doos met kleine miniatuurtjes van beschilderd
brons. Zes cyperse katjes met muziekinstrumenten. Onze kat
heette Mifi. Vandaar, de Mifi's. Het zou de naam van een band
kunnen zijn. Alsof ik wist dat ik in de lichte muziek terecht
zou komen.
In Haarlem liep ik de meest bizarre trauma's op. Want
natuurlijk verveelde ik me een ongeluk in de schoenenzaak van
Huizing of bij de Knoopenwinkel, terwijl mijn moeder, in mijn
herinnering althans, nagenoeg de gehele winkelvoorraad te
voorschijn deed halen en uit liet stallen, alvorens met lege
handen te vertrekken, verzuchtend dat het geen vergelijk was
met voor de oorlog. Maar de lunchroom van V & D maakte veel
goed. Toen had de wolkenkrabber op het Verwulft nog de
originele gedaante, met de verdiepingen als galerijen om die
enorme open ruimte in het midden heen.
Maar aan de achterkant van het warenhuis wilde ik niet komen,
want ik was bang van de gaper van Van der Pigge. Omdat die
Ridders Rat heette en 's nachts achter de linnenkast
zat in de slaapkamer en in het donker om het hoekje keek. Dat
soort dingen gaat nooit over.
Langzaam verkende ik de wereld. Eerst de buurt. Ik zag het
Coornhert Lyceum bouwen, waarvoor het paradijs van mijn
kinderjaren plaats moest maken. Ik zag het huis bouwen waar ik
later zelf zou wonen. Ik leerde fietsen, verkende de stad en
de omgeving, proefde aandachtig de sfeer van iedere straat. En
de kleur, de toonsoort. Ik luisterde naar het verhaal dat al
die plekken me vertelden. Ik weet echt niet wat er ooit
voorgewichtigs heeft plaatsgehad op het vlooienveldje of in de
Iordensstraat. Voor mij had alles z'n eigen reden.
Waarom is het bij voorbeeld altijd zondag in het Florapark?
Omdat het zo iets dromerigs heeft? Ik weet wel waarom het
altijd maandagochtend is in de Grote Houtstraat. Omdat het er
toen zo druk was en gezellig.
Waarom is het altijd zaterdagavond op het Houtplein? Omdat
daar de stad begon. Waar het allemaal ging gebeuren toen ik
vijftien was en op weg naar de ijssalon van Giraudi.
Waarom is het altijd 1952 in Haarlem-Noord? Omdat het bij de
familie Kroes in de Pleiadenstraat zo knus was op zaterdag,
als de oudste zoon met verlof kwam uit dienst. Om 's avonds
naar de stad te gaan en te dansen met zijn meisje, een idee
dat mij enorm opwindend voorkwam, hoewel ik me er geen enkele
voorstelling van kon maken.
Waarom ruikt het nog steeds naar chocolade langs de
Spaarndamseweg, zelfs nu Droste er niet meer is? Omdat het zo
rook toen Pa en ik in het bootje naar de fabriek van Hilarius
werden overgezet, met op de achtergrond de klapbrug over het
water langs de Paul Krugerkade.
De kaart van Haarlem is bezaaid met zichtbare en onzichtbare
monumenten en hoe vaak ik nu zelfs nog langs bepaalde punten
kom, altijd lichten de vertrouwde signalen voor mijn
geestesoog op.
Het Hiernamaals, om eens een zijstraat te noemen, bevindt zich
ergens in Aerdenhout. Omdat daar de bossen waren met het
geheimzinnige Kareol, waarvan ik het torentje kon zien uit ons
zolderraam, maar dat ik op de fiets eerst maar niet kon
vinden. Het Kareol fascineerde me mateloos. In mijn dromen was
dat de toegang tot de Andere Wereld. Het Kareol is dan ook
niet afgebroken, in tegenstelling met wat men denkt. Niet in
mij, althans.
Waarom is het plafond in de Waag erotisch? Omdat ik daar Joke
heb ontmoet. Waarom heeft de Grote Sint-Bavo van binnen
pannekoekenverdriet? Omdat ik daar in 1966 mijn eindexamenfilm
voor de Nederlandse Filmacademie maakte: Vox Humana, met Klaas
Bolt aan het Müllerorgel. En toen maakte Joke het uit en
als troost bakte ik 's avonds als ik thuiskwam pannekoeken
voor mezelf.
Waarom bestaat Schalkwijk niet? Omdat het toen ook niet
bestond. Waarom is het altijd kermis op de Gedempte Oude
Gracht? Omdat ik in het reuzenrad ging met Jeannette, om uit
te kijken over de stad en haar, als we helemaal boven waren,
te zoenen.
Waarom, ten slotte, staat de wereld voor de mensen die in
Haarlem-Noord wonen op z'n kop? Omdat hun landkaart
ondersteboven hangt. Want de stad begint op het Houtplein, in
het noorden, dus boven aan de kaart. Waarom? Omdat ik in de
Mariastichting geboren ben, in het zuiden. Waar ze me
burgemeester noemden voordat ik een naam had, de goede
feeën die aan mijn wieg stonden.
Inhoud op internet gezet met toestemming van Lennaert Nijgh.
De copyrights blijven onverkort geldig.
Transcripties kunnen overname-fouten bevatten. Correcties zijn welkom.
|
|